We spreken in de EPB-reglementering in Vlaanderen van een wooneenheid indien volgende 4 zaken aanwezig zijn:
Studentenhuizen met collectieve voorzieningen (dus waarbij niet iedere kamer over een eigen keuken, badkamer of toilet beschikt) zijn in Vlaanderen voor EPB te beschouwen als niet-residentiële bestemmingen. De eisen voor bouwprojecten met bouwaanvraag ingediend vanaf 1/1/2022 liggen op een E-peil van 70. Bij de eindaangifte van een dergelijk bouwproject wordt een energieprestatiecertificaat niet-residentieel gegenereerd, met een energielabel X (een EPC type D dus).
In de EPC reglementering zijn studentenhuizen met collectieve voorzieningen echter te bekijken als collectieve woongebouwen en dus residentieel. Hiervoor is dus een EPC type A van toepassing.
Bij serviceflats is het net andersom: deze worden momenteel beschouwd als residentieel voor EPB en niet-residentieel voor EPC.
Om het eenvoudiger te maken worden binnenkort (vanaf 2026) de assistentiewoningen terug residentieel in de EPC-reglementering en biedt de wetgeving de mogelijkheid om deze te beschouwen als niet-residentieel als de eigenaar dit wil en de assistentiewoningen aanleunen bij een woonzorgcentrum (WZC)...
Een geldig EPC bouw is steeds te gebruiken bij verhuur en verkoop.
Hier maakt het verschil tussen de bestemmingen niet uit. Na vervallen van het EPC bouw is het wel mogelijk dat een ander type EPC moet opgesteld worden.
